P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Van Dale Etymologisch woordenboek
groenzoeter*
[groentje] {na 1950} van groen [groen, jeugdig, onervaren] + zoet [lief, zachtaardig].
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Van Dale Etymologisch woordenboek
groenzoeter*
[groentje] {na 1950} van groen [groen, jeugdig, onervaren] + zoet [lief, zachtaardig].