"Stootte die vader woedend één woord uit:
Zatvreterie! Een verwende, volgevreten uitvreter." Mijn vader had ook één scheldwoord. Kinderachtige flapdrol. Kreeg ik altijd naar mijn hoofd geslingerd. Maar het mooiste was eigenlijk het lang uitgerekte kotsgeluids, diep uit de onderbuik, dat voorafging aan de uitstoot van de vloek.